Bij een kinderziekte zijn de boosdoeners talrijke en besmettelijke virussen of bacteriën. Gevolg is dat kinderen de ziekte hebben vanaf het eerste contact. Een volwassene is doorgaans bestand tegen besmetting. Er zijn wel enkele voorzorgen nodig.
Virale kinderziekten zijn bof, mazelen, rode hond, vijfde ziekte, waterpokken en zesde ziekte. Voorbeelden van bacteriële kinderziekten: kinkhoest, hersenvliesontsteking en roodvonk.
Kinderziekten komen op met koorts, huiduitslag en andere kenmerken eigen aan de ziekte. Maar deze eigenschappen zijn niet altijd te herkennen. Op zich is een kinderziekte niet erg. Maar bacteriële infecties moet je vermijden, omdat deze nare gevolgen kunnen hebben.
Typisch voor een kinderziekte: het kind bouwt een weerstand op en krijgt de ziekte nooit meer. Een inenting (vaccin) is het enige middel om kinderziekten te voorkomen. Door deze inenting maakt een kind sommige kinderziekten niet meer door. Want het lichaam maakt afweerstoffen aan, als reactie op de verzwakte of dode micro-organismen die de arts of verpleegkundige toedient.
Kinderziekten zijn makkelijk te behandelen. Raadpleeg wel steeds je huisarts. Zo weet je om welke ziekte het gaat en welke hulpmedicijnen helpen tegen koorts of jeuk . Je arts spoort ook problemen op tijd op.